Herinneringen aan Frits Bode

Albert Metz vertelt over zijn herinneringen aan Frits Bode

Mijn vader Lourens Metz was lid van de muziekvereniging Valerius, organist in de Bethel- en Petrakerk, en zong bij het mannenkoor Hallelujah. In die hoedanigheden had hij vaak contact met dirigent Frits Bode, ze hadden allebei muziekles in Enkhuizen en wisselden orgelmuziek uit.

Frits maakte kennis met de jonge musicus Klaas Jan Mulder uit Kampen, en deze werd de vaste begeleider bij de concerten van Hallelujah. Als Klaas een zondagje bij de fam. Bode op bezoek was, kwamen ze even langs in de Bethel- of Petrakerk waar vader dan organist was. En natuurlijk moest Klaas dan de dienst uitleiden met zijn orgelspel, na zachte aandrang van Frits. Als kleine jongen zat ik erbij, en hoorde dit met veel genoegen aan.

Wat later mocht ik met vader mee naar Zwolle, waar mannenkoor Hallelujah concerteerde in de Grote Kerk.
Van achter uit de kerk kwamen de zangers naar het koorgedeelte voorin. Zo’n 80 mannen in Urker pak, achter elkaar, er kwam geen einde aan. De Grote of St. Michaëlskerk was geheel gevuld met een aandachtig publiek, Frits Bode was dirigent van het mannenkoor met een prachtige heldere tenorklank, en Klaas Mulder bespeelde het Schnitger-orgel op de 4 klavieren. Ik was zwaar onder de indruk van zoveel hoogstaande muziek, kortom, ik was verkocht.

De Zondagmiddagen hierna bezocht ik de repetities van Hallelujah in gebouw Irene, en ik verbaasde mij hoe de dirigent niet alleen Psalmen of Gezangen instudeerde, maar ook Latijnse werken (Haec Dies) of het ingewikkelde muziekstuk Job. Dat alles werd ingestudeerd met een eenvoudig traporgel(harmonium), en Frits had alle handen en voeten nodig om de 4 koorpartijen in te studeren. Na een tijdje luisteren tijdens de repetities kon ik samen met enkele jeugdvrienden lid worden, en we gingen actief meezingen. Veel concerten in Friesland, Kerstnachtdienst in het Concertgebouw in Amsterdam, en uiteindelijk een Gouden Plaatuitreiking in Dokkum.

Inmiddels was ikzelf ook organist, en begeleidde vaak in zangdiensten de koor- en samenzang.
Frits gaf me dan wat tips over registratie en zijn directie: voor mijn slag uitspelen, dan is het in de kerk gelijk. Na elke dienst belde hij me steevast om me te bedanken, of m’n aandeel nu groot of klein was geweest, maakte niet uit.
Frits kreeg het veel drukker met zijn koren, plaat- en TV opnames, en hij vroeg me vaak om voor hem in te vallen bij trouwdiensten in de Ned. Geref. Kerk.

Met de Urker Zangers gingen we 2 x naar de USA, in 1979 en 1982.
Ik had bewondering voor hem, hoe hij het publiek wist te “bespelen”, en het enthousiasme op het koor overbracht, onvergetelijk. Maar ook, hoe hij met een onervaren “samengesteld” koor de concertserie inging, want er waren veel “gastleden” onder de zangers. Het hinderde hem niet, maar zwaar was het wel.

Zijn muziekkeus was ook gedurfd, hij introduceerde de negrospirituals voor mannenkoor, en liet de bescheiden organist Koos Bons hele mooie Psalmbewerkingen maken. Van zijn samenwerking met Jef Penders hebben we genoten, de orkest- en koorbewerkingen waren bestemd voor het 10-jarig jubileum van de Urker Zangers, maar met het 50-jarig jubileum volgde een reprise: het was nog steeds genieten.

Als kleine jongen was ik onder de indruk van de muzikale visie en durf van Frits Bode, en nu, jaren later, ben ik dat nog.